Aflossen
Het terugbetalen van geld dat je hebt geleend, meestal in vaste bedragen per maand.
Aftrekken
Kosten van je inkomen afhalen bij de belastingaangifte, bijvoorbeeld studiekosten.
Bankpas
Een pas waarmee je geld kunt pinnen of betalen.
Bankrekening
Een rekening bij de bank waar je geld op staat en waarmee je kunt betalen.
Belastingaangifte
Het proces waarbij je de Belastingdienst vertelt hoeveel je hebt verdiend en hoeveel belasting je moet betalen of terugkrijgt.
Belastingdienst
Overheidsorganisatie die belasting int en toeslagen betaalt.
Belastingkorting
Geld dat je minder hoeft te betalen aan belasting.
Belastingteruggave
Geld dat je terugkrijgt van de Belastingdienst omdat je teveel belasting hebt betaald.
Betaalachterstand
Als je een rekening niet op tijd betaalt. Je kunt dan extra kosten krijgen.
Betaalovereenkomst
Een afspraak over hoeveel je elke maand betaalt om je schuld af te lossen.
Betaling
Geld geven voor iets dat je koopt of een rekening die je betaalt.
Betalingsregeling
Een afspraak om schulden in delen terug te betalen, bijvoorbeeld per maand.
Bijstandsaanvraag
Een aanvraag doen voor geld van de overheid als je te weinig inkomen hebt.
Bijstandsverlening
Geld van de overheid als je (tijdelijk) niet genoeg inkomen hebt om van te leven.
Bijzonder tarief
Een hoger belastingpercentage dat geldt voor extra inkomsten, zoals overuren of vakantiegeld.
Boete
Geld dat je moet betalen als je een regel overtreedt, bijvoorbeeld bij te laat betalen.
Bruto salaris
Het geld dat je verdient vóór belasting en premies worden afgehaald.
BTW (Belasting Toegevoegde Waarde)
Belasting die je betaalt bij het kopen van producten of diensten. Het zit meestal in de prijs verwerkt.
Fiscaal partnerschap
Twee mensen die samen belastingaangifte doen. Ze kunnen kosten verdelen en soms belastingvoordeel krijgen.
Fiscus
Een ander woord voor de Belastingdienst.
Heffingskortingen
Korting op de belasting, waardoor je netto meer overhoudt.
Huur
Het geld dat je betaalt om ergens te wonen.
Huurtoeslag
Geld van de overheid om te helpen met je huur als je een lager inkomen hebt.
Hypotheek
Een lening bij de bank om een huis te kopen. Je betaalt dit in delen terug.
Incassobureau
Een bedrijf dat mensen eraan herinnert om openstaande rekeningen te betalen.
Individuele inkomenstoeslag
Extra geld voor mensen die langere tijd een laag inkomen hebben.
Inkomen
Het geld dat je verdient, bijvoorbeeld door werk of een uitkering.
Inkomstenbelasting
Belasting die je betaalt over het geld dat je verdient, bijvoorbeeld met werk of een uitkering.
Inkomstenbelastingaangifte
Een formulier waarmee je doorgeeft aan de Belastingdienst hoeveel je hebt verdiend.
Kinderopvangtoeslag
Geld van de overheid om een deel van de kosten voor kinderopvang te betalen. Dit is voor mensen die werken of studeren.
Krediet
Geld dat je leent en later met rente terugbetaalt.
Kredietkaart (credit card)
Een kaart waarmee je nu iets betaalt en later het geld terugbetaalt aan de bank.
Kostendelersnorm
Regel waardoor je minder uitkering krijgt als je met meerdere volwassenen samenwoont.
Kwijtschelding
Als je (een deel van) je schuld niet meer hoeft te betalen.
Lening
Geld dat je leent en later met rente terugbetaalt.
Levensonderhoud
Het geld dat je nodig hebt om te leven, zoals voor eten, wonen en kleding.
Loon
Het geld dat je krijgt voor je werk.
Loonheffing
Belasting en premies die van je salaris worden ingehouden.
Loonstrook
Een briefje van je werkgever waarop staat wat je hebt verdiend en wat er is ingehouden.
Maatschappelijke opvang
Tijdelijke hulp en onderdak voor mensen zonder woning of inkomen.
Minimumpensioen
Het laagste bedrag dat je krijgt als pensioen. Dit is om genoeg geld te hebben als je met pensioen bent.
Netto salaris
Het geld dat je overhoudt nadat belasting en premies van je loon zijn afgehaald.
Overheid
De mensen die het land besturen, zoals de gemeente of de Belastingdienst.
Pensioenpremie
Geld dat DZB en jij betalen voor je pensioen.
Pinnen
Betalen met je bankpas, niet met contant geld.
Premies
Geld dat je betaalt voor een verzekering, bijvoorbeeld zorgverzekering.
Rekening
Een bedrag dat je moet betalen, bijvoorbeeld voor gas, water of internet.
Rente
Extra geld dat je moet betalen als je geld leent. Of dat je krijgt als je geld spaart.
Schulden
Geld dat je nog moet terugbetalen, bijvoorbeeld na het lenen van geld.
Schuldhulpverlening
Hulp bij geldproblemen en schulden.
Sociale huurwoning
Een huis van de woningcorporatie waarvoor je minder huur betaalt.
Sociale zekerheid
Regelingen van de overheid die zorgen voor inkomen als je niet kunt werken, zoals bij ziekte of werkloosheid.
Spaarrekening
Een rekening bij de bank waar je geld op zet en rente over krijgt.
Te veel salaris ontvangen
Als je per ongeluk meer salaris hebt gekregen dan je zou moeten. Dit moet meestal terugbetaald worden.
Te weinig salaris ontvangen
Als je minder hebt gekregen dan je hoort te krijgen. Dit kan gecorrigeerd worden.
Toeslagen
Extra geld van de overheid om te helpen met kosten zoals huur (huurtoeslag), zorg (zorgtoeslag) of kinderopvang (kinderopvangtoeslag).
Uitkering
Geld van de overheid als je (tijdelijk) niet kunt werken.
UWV
Organisatie die uitkeringen regelt, zoals bij ziekte of werkloosheid.
Verschuldigd
Geld dat je nog moet betalen.
Verzekering
Een afspraak waarbij je elke maand betaalt om hulp of geld te krijgen als er iets gebeurt, zoals schade of ziekte.
Zorgtoeslag
Geld van de overheid om je te helpen met het betalen van je zorgverzekering. Dit is vooral voor mensen met een lager inkomen.
Zorgverzekering
Een verzekering die helpt om medische kosten te betalen.